Bouwdepot | Een depot (rekening) waaruit u tijdens de bouw of verbouwing van uw woning op verschillende momenten betalingen kunt doen. Het geld in het bouwdepot wordt dus niet uitgekeerd, maar wordt gebruikt om tijdens de (ver)bouw rekeningen van bijvoorbeeld de aannemer te betalen. Naarmate de bouw vordert, blijft er dus steeds minder geld in het bouwdepot over, totdat, aan het einde van de bouw, het bouwdepot leeg is. |
Bouwrente | De rente die u bij een nieuwbouwwoning betaalt aan de aannemer en hypotheekverstrekker. De bouwrente wordt vaak meegefinancieerd in de hypotheek. |
Executiewaarde | De door een taxateur vast te stellen waarde bij verkoop onder gedwongen omstandigheden, bijvoorbeeld op last van de hypotheekverstrekker of de rechtbank. |
Expiratiedatum | De datum dat een contract afloopt. Bijvoorbeeld de einddatum van een rentevastperiode. |
Financieringskosten | Kosten die gemaakt worden om de aankoop van een onroerende zaak te financieren, zoals de notariskosten voor de hypotheekakte, taxatiekosten en afsluitprovisie. Deze kosten zijn aftrekbaar op de inkomstenbelasting. |
Herbouwwaarde | Het bedrag dat nodig is voor de herbouw van een verzekerd gebouw onmiddellijk na het voorval op dezelfde plaats en met dezelfde bestemming. |
Hypotheek | Zekerheidsrecht van een geldverstrekker, om bij voorrang boven andere schuldeisers zich te verhalen op de opbrengst van de woning. Hypotheek kan alleen gevestigd worden op een registergoed (zoals een huis). |
Hypotheekakte | Een notariële akte, waarin de hypotheek en de daaraan verbonden voorwaarden wordt vastgelegd. |
Hypotheekgever | Degene die een onroerende zaak in onderpand geeft, dus de schuldenaar. |
Hypotheeknemer | Degene die geld uitleent en daarbij de onroerende zaak in onderpand heeft, dus de geldverstrekker. |
Hypotheekregister | Alle hypotheken worden via de notaris overgeschreven in een openbaar – voor iedereen toegankelijk – register. Via dit register kan worden gecontroleerd of een bepaalde woning belast is met een hypotheek. |
Koopakte | Een op schrift gestelde overeenkomst, waarbij de verkoper zich verplicht een zaak te leveren en de koper zich verplicht daarvoor een prijs in geld te betalen. |
Kosten koper (k.k.) | De kosten die gemaakt worden bij de overgang van eigendom van de woning voor de koper. Het gaat bij kosten koper om: de overdrachtsbelasting (6%) en notariskosten. Bijna alle bestaande woningen worden kosten koper verkocht. De kosten koper zijn bij een bestaande woning ongeveer 10% van de koopprijs. (zie ook vrij op naam). |
Nationale Hypotheekgarantie | De Nationale Hypotheek Garantie is de naam van de garantie die iemand in Nederland kan krijgen als hij/zij een hypotheek afsluit voor het kopen of verbouwen van een woning. De Nationale Hypotheek Garantie houdt in dat bij het afsluiten van een hypothecaire lening de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen borg staat voor de lening. De geldnemer betaalt aan de NHG hiervoor een borgtochtprovisie, een eenmalig bedrag (vanaf 2010 0,55%). Geldgevers geven aan geldleners met een NHG een korting op de hypotheekrente, tussen de 0,3 en 0,6 procentpunt. |
Overbruggingskrediet | Een krediet dat nodig is om een tijdelijk tekort aan geld bij de koop van een nieuw huis en de verkoop van een vorig huis te overbruggen. Overbrugging is nodig als er al een nieuw huis gekocht is terwijl het huidige huis nog niet is overgedragen aan de nieuwe eigenaar. |
Overdrachtsbelasting | Belasting die wordt geheven bij de overdracht van in Nederland gelegen onroerende zaken. Deze belasting bedraagt zes procent van de koopsom van de onroerende zaak. |
Overwaarde | Van overwaarde is sprake als de verkoop- of executiewaarde van een huis hoger is dan de resterende schuld van de hypotheek. |
Recht van parate executie | Het recht van de hypotheekhouder van een eerste hypotheek om de verbonden zaak te laten verkopen als de hypotheekgever zijn verplichtingen niet nakomt. |
Stichtingskosten | Het totaal aan kosten van het in eigendom verkrijgen van een nieuwbouwwoning. |
Taxatierapport | Rapport opgesteld door een makelaar, dat naast de schatting van de waarde van een onroerende zaak een beschrijving en (globale) beoordeling van onder andere ligging en onderhoudstoestand dient te bevatten. |
Tophypotheek | Als er sprake is van een voldoende hoog (toekomstig) inkomen en het huis vertegenwoordigt voldoende waarde, dan bestaat vaak de mogelijkheid om een extra hoge hypotheek af te sluiten. |
Transport | De overdracht van eigendom of het gebruiksrecht van de onroerende zaak. Het transport moet door middel van een notariële akte plaatsvinden. |
Transportakte | Notariële akte waarin de overdracht van het eigendom van de onroerende zaak naar een nieuwe eigenaar is geregeld. |
Vereniging van Eigenaars | Een Vereniging van Eigenaars (VvE) is in Nederland een vereniging van de eigenaren van de appartementsrechten van de woningen die tot een appartementencomplex behoren. De vereniging van eigenaars zorgt voor het regelen van het onderhoud van het appartementsgebouw en alle andere gemeenschappelijke belangen van de eigenaren. |
Verwervingskosten | De prijs die men moet betalen om een onroerende zaak te verwerven. |
Vrij op naam (v.o.n.) | De notariskosten en eventuele overdrachtsbelasting of BTW zijn voor rekening van de verkoper. Dit is meestal aan de orde bij nieuwbouwwoningen. De koper betaalt echter wel notariskosten die verband houden met het vestigen van hypotheek. |
WOZ-beschikking | De WOZ-beschikking is een verklaring van de gemeente waarin is vastgesteld tegen welke waarde de woning is getaxeerd. In de WOZ-beschikking staat de WOZ-waarde van de woning die onder andere nodig is voor de belastingaangifte. De woning wordt iedere vier jaar getaxeerd. |
Aflossingsschema | De manier waarop de aflossing van de schuld plaatsheeft bij de verschillende hypotheekvormen. |
Afsluitprovisie | De kosten die een geldverstrekker in rekening brengt bij het verstrekken van een lening. |
Akte van eigendomsoverdracht | De notariële akte waarin de overdracht van het eigendom van de onroerende zaak naar een nieuwe eigenaar is geregeld. |
Annuïteitenhypotheek | Een klassieke hypotheekvorm waarbij de som van de rente en de aflossing – zonder invloed van rentewijziging of extra aflossingen – gelijk blijft. In het verloop van de hypotheek neemt het rentebestanddeel van de hypotheek af en het aflossingsdeel toe. |
Bankgarantie | Contract waarin een bank onvoorwaardelijk garandeert om een bedrag aan de begunstigde te betalen, indien hij daarop aanspraak maakt. Als bijvoorbeeld twee partijen met elkaar zaken doen en er een periode zit tussen het betalen van het factuurbedrag en het leveren van de goederen, dan kan de afnemer een bankgarantie verlangen. De leverancier betaalt een vergoeding aan de bank voor deze bankgarantie. Het is in feite een zekerheidsstelling. Ook de overheid accepteert in bepaalde gevallen zekerheidsstelling middels een bankgarantie, bijvoorbeeld bij zekerheidsstelling voor een conserverende aanslag. |
Bereidstellingsprovisie | De extra vergoeding welke in rekening wordt gebracht bij verlenging van de geldigheidstermijn van een hypotheekofferte. |